Hierover oordeelde onlangs het Hof Den Haag:
Casus
Een alleenstaande vrouw is overleden. Zij had op 90-jarige leeftijd een testament opgesteld waarin zij haar zus en haar broers heeft benoemd tot erfgenamen. Verder heeft zij haar woning gelegateerd aan een van de broers (X). Deze broer is ook aangewezen als executeur.
Tussen X en de overige erfgenamen (Y c.s.) is een geschil ontstaan over de vraag of de erflaatster wilsbekwaam was om het testament op te stellen. Y c.s. beroepen zich onder meer op een rapport van een arts die gespecialiseerd is in wilsbekwaamheid in relatie tot notariële akten.
Arts stelt dat erflaatster wilsonbekwaam was
De arts heeft na het overlijden op verzoek van Y c.s. zich een oordeel gevormd over de wilsbekwaamheid van de erflaatster ten tijde van het opmaken van het testament. Dit heeft hij gedaan aan de hand van het medisch dossier dat de huisarts van de erflaatster aan hem ter beschikking heeft gesteld. In het rapport komt de gespecialiseerde arts tot de conclusie dat de erflaatster ten aanzien van het testament wilsonbekwaam was “op grond van haar niveau
van functioneren, vanwege haar dementie en gedragskenmerken. Temeer omdat het niet een heel eenvoudig testament betreft (met verschillende genuanceerde bepalingen), zij in een kwetsbare en afhankelijke positie verkeerde en onder directe invloed stond van broer [X].”
Hof volgt rechtbank en meent dat erflaatster wel wilsbekwaam was
Thans heeft het Hof in navolging van de Rechtbank het betoog van Y c.s. verworpen dat het testament nietig is wegens wilsonbekwaamheid. Het Hof overweegt
onder meer dat bij de beoordeling of de erflaatster haar wil kon bepalen het relevant is of de inhoudelijke bepalingen van het testament complex zijn of niet. Het aanwijzen van een erfgenaam of het vermaken van een goed aan iemand die de erflaatster goed kent, acht het Hof niet complex. Dat de erflaatster niet zou kunnen overzien wat de taak is van de executeur acht het Hof niet relevant, aangezien ook mensen die niet lijden aan een vorm van dementie
veelal geen beeld hebben van de taak van een executeur.
Niet vereist is dat de erflaatster toentertijd een volledig overzicht had van alle juridische finesses van de uiterste wilsbeschikking. Ter beantwoording van de vraag of het testament in dit specifieke geval nietig is, is met name relevant of de erflaatster op het moment van het passeren van haar testament gezien
haar geestestoestand kon begrijpen dat:
a) zij haar woning aan X vermaakte, en
b) zij haar zus en broers benoemde tot haar erfgenamen en waartoe dit voor ieder van hen zou leiden.
Arts en notaris staan lijnrecht tegenover elkaar
In verband met het voorgaande heeft het Hof zowel de notaris die het testament heeft gepasseerd als de gespecialiseerde arts gehoord als getuige. De bevindingen van de notaris en van de arts staan lijnrecht tegenover elkaar.
Het Hof hecht uiteindelijk meer waarde aan de verklaring van de notaris. Eén van de argumenten hiervoor is dat de notaris uitgebreid
heeft verklaard over de gevoerde gesprekken met de erflaatster voor zover zijn beroepsgeheim dat toeliet. De notaris heeft de erflaatster meerdere keren gedurende langere tijd onder vier ogen gesproken in een afgesloten ruimte. De notaris heeft daarbij het KNB-stappenplan gehanteerd en de nodige controlevragen gesteld. De erflaatster heeft duidelijk gemotiveerd uitgelegd waarom zij haar woning aan X wilde legateren. De notaris heeft de erflaatster op diverse manieren gevraagd of zij zich realiseerde wat het effect zou zijn voor alle erfgenamen.
Hof Den Haag 29 augustus 2023, nr 200.308.970/01 (ECLI:NL:GHDHA:2023:2703) en
Hof Den Haag 17 december 2024, nr 200.308.970/01 (ECLI:NL:GHDHA:2024:2596)